Succesfactoren voor een financieel duurzaam en effectief (digi)Taalhuis

Binnen het project 'Spreiding en Bereik in het landelijk gebied' zijn in opdracht van de Bibliotheek Gooi en meer producten opgeleverd die de bibliotheek ondersteunen bij het verstevigen van de positie van het (digi)Taalhuis. Denk aan een rapport dat kwetsbare doelgroepen met lage taal- en digitale vaardigheden in kaart brengt en koppelt gekoppeld is aan de Mosaic-methodiek. Dit maakt duidelijk waar binnen de verschillende gemeenten lage taal- of digitale vaardigheden een risico zijn. Ook is er informatie opgehaald bij twee andere 2 bibliotheken over hun ervaringen met de (meerjarige) financiering van het (digi)Taalhuis. Onze adviseur Basisvaardigheden Floor Banning en (voormalig) strategisch adviseur René Kronenberg bespreken de ervaringen van dit traject.
Een thema waar veel bibliotheken zich elk jaar voor inzetten, is de financiering van het (digi)Taalhuis. Aan een financiering die continuïteit van het (digi)Taalhuis mogelijk maakt, gaat goed contact en samenwerking met de gemeente vooraf. Het vervolgens verkrijgen van meerjarige (digi)Taalhuis financiering blijkt vaak een uitdaging. Het goede nieuws is dat de WEB-regeling (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) vanaf 2020 de gemeenten beter in staat stelt om meerjarige WEB-financiering toe te kennen. Ook zijn sindsdien uren die gemaakt worden vanuit projectcoördinatie subsidiabele werkzaamheden binnen de WEB.
In deze blog presenteren we graag succesfactoren voor het verduurzamen van de financiering van een (digi)Taalhuis. Hierbij illustreren we telkens kort enkele voorbeelden, afkomstig uit de ervaringen van de Bibliotheken Gooi en meer, Bibliotheek de Boekenberg en Bibliotheek de Plataan. Deze voorbeelden zullen herkenbaar zijn voor andere (digi)Taalhuizen en zijn dus goed toepasbaar als je verder met dit thema aan de slag wilt. Laten we eerst eens duiken in het vertrekpunt vanuit waar we deze blog willen beginnen.
Belang en maatschappelijk effect (digi)Taalhuis
Om het maatschappelijk belang en effect van het (digi)Taalhuis kun je niet heen! Een feit dat herhaaldelijk wordt aangetoond door de verschillende doelgroepen die bij het (digi)Taalhuis terecht kunnen voor het versterken van basisvaardigheden. En door de groep medewerkers en vrijwilligers die een rijke programmering verzorgen. Wat ook hieraan bijdraagt zijn de materialen die ingezet worden voor verschillende doeleinden en het aantal samenwerkingspartners dat een gezamenlijk dekkend aanbod tot stand brengt. Tegenover alle activiteiten van een (digi)Taalhuis staat in veel gevallen een zoektocht naar passende financieringsmogelijkheden, of het verduurzamen van de huidige financieringsstructuur. Een aandachtspunt dat ook duidelijk naar voren komt in de bibliotheekmonitor Basisvaardigheden volwassenen. De uitkomsten die hieronder worden aangehaald zijn in te zien in het dashboard van deze monitor.
Landelijke uitkomsten van de monitor
De gerapporteerde landelijke uitslagen van deze bibliotheekmonitor van de afgelopen 4 jaar (2016 t/m 2019) vermeldt binnen het thema ‘knelpunten in de organisatie van een (digi)Taalhuis’ als tweede knelpunt een tekortkomende financiering. Dit knelpunt wordt door bibliotheken van alle grootten ervaren. In 2019 onderstreepte 48% van de deelnemende bibliotheken dit knelpunt het gaat dan om 69 van de 145 bibliotheekorganisaties (alle basisbibliotheekorganisaties in Nederland). In Noord- en Zuid-Holland wordt het niet anders ervaren: respectievelijk 53% en 52% van de bibliotheken geeft in 2019 aan dat de financiering van het (digi)Taalhuis onvoldoende is.
Wanneer we inzoomen op de inrichting van de financiering van het (digi)Taalhuis in 2019 rapporteert de meerderheid van de bibliotheken op landelijk niveau (84%) dat de financiering van activiteiten in het kader van basisvaardigheden volwassenen afkomstig is uit de reguliere bibliotheeksubsidie. Naast de reguliere begroting van de bibliotheek worden ook de gemeente(n) (72%) en gemeenten via WEB-middelen (59%) aangegeven als bronnen om de dienstverlening van het (digi)Taalhuis te financieren. Minder vaak gerapporteerde financieringsbronnen zijn Stichting Lezen & Schrijven; eigen bijdragen van deelnemers; commerciële stimuleringsfondsen en zorginstellingen en zorgaanbieders.
Provinciale uitkomsten van de monitor
Deze schets van de landelijk gerapporteerde financieringsmogelijkheden in 2019 is vergelijkbaar voor de situatie in Noord- en Zuid-Holland. In Zuid-Holland wordt echter meer dan in de landelijke situatie de inzet van middelen via de gemeente (WEB) als financiering van het Taalhuis gerapporteerd, namelijk 78%. In de Noord-Hollandse situatie valt in het verloop van de afgelopen vier jaar (2016 t/m 2019) op dat het aantal bibliotheken die de gemeente(n) als financieringsbron aangeeft is toegenomen. In 2016 rapporteerde 50% van de bibliotheken de gemeente(n) als financieringsbron (naast 71% gemeente middels WEB). In 2019 is dat gestegen naar 76% (naast 65% gemeente middels WEB). Uit deze percentages valt de hoogte van de bijdrage niet op te maken.
De trends zijn duidelijk: er bestaan meerdere bronnen waarmee de basisvaardighedendienstverlening van (digi)Taalhuizen gefinancierd zijn. Hierbinnen wordt veruit het meest gebruik gemaakt van de reguliere bibliotheekbegroting, financiering direct vanuit de gemeente(n) of vanuit de gemeente via WEB-middelen. Het type bron (of meerdere bronnen) dat de financiering mogelijk maakt, is sterk afhankelijk van de lokale situatie en wordt vaak bepaald door de wijze waarop het Taalhuis in het lokale netwerk verankerd is en de rol die daarbinnen wordt vervuld. De visie van de gemeente op de functie van het Taalhuis in het lokale netwerk is bepalend (en weten we dat deze visie aan ontwikkelingen en veranderingen onderhevig is). Tegelijkertijd tonen de resultaten van de monitor aan dat de huidige subsidiestructuren niet toereikend genoeg zijn.
Strategisch borgen van het (digi)Taalhuis
Het is belangrijk om de functie die het (digi)Taalhuis vervult en bijbehorende activiteiten die worden uitgevoerd, op te nemen in de strategische doelstellingen van jouw bibliotheek. Aandachtspunt hierbij is de borging van alle onderdelen waar een (digi)Taalhuis uit bestaat. En dus ook de verschillende onderdelen die gefinancierd moeten worden, zoals kennis en specialisme, projecturen, activiteiten die bijdragen aan het aanbod en facilitaire zaken. Als de lokale bouwstenen van het (digi)Taalhuis goed en structureel benoemd zijn, is het noodzakelijk om dat in de begrotingen en inkomstenoverzichten door te vertalen. Bibliotheken komen daarbij vaak in een dilemma, omdat het inhoudelijke aspect van een (digi)Taalhuis goed geborgd is, maar de financiële middelen in een houtje-touwtje constructie aan elkaar hangen. En er elk jaar weer diverse inkomstenstromingen aan elkaar geregen moeten worden. Het aangaan van verplichtingen in bijvoorbeeld de formatie is daardoor lastig. Zeker als je collega’s die werkzaam zijn in het (digi)Taalhuis wilt behouden, omdat ze ingewerkt zijn en naar tevredenheid functioneren.
Succesfactoren
Door de oogharen heen kijkend kan je een aantal succesfactoren noemen die een meerjarige financiering van een (digi)Taalhuis dichterbij brengt. Hier presenteren we de belangrijkste:
Samenwerking is de kern
Zowel de gemeente(n) als strategische partners hechten belang aan een stevige samenwerkingsstructuur. Denk daarbij aan een kernteam, dat periodiek de sturing van het samenwerkingsverband verzorgt. Denk ook aan het inzichtelijk maken van de breed gedragen structuur van samenwerkende partners die het (digi)Taalhuis vormen, bijvoorbeeld met een organogram. In het kernteam neemt naast de coördinator van het samenwerkingsverband vaak een vertegenwoordiger van de gemeente zitting, waar gezamenlijk de strategische lijnen worden uitgezet. In het daar parallel aan lopende netwerkoverleg met alle partners gaat het dan meer over operationeel zaken en het afstemmen van programmering.
Veel Taalhuiscoördinatoren vervullen tegelijkertijd de aanjagende/coördinerende rol van het samenwerkingsverband alsook dat ze de bibliotheek als een van de samenwerkende partners vertegenwoordigen. Het is goed om je te beseffen dat die twee rollen tegenstrijdig tot elkaar kunnen zijn en de belangen kunnen vertroebelen. Daardoor laten steeds meer bibliotheken een andere bibliotheekcollega met kennis van basisvaardigheden de bibliotheek vertegenwoordigen in het samenwerkingsverband van het (digi)Taalhuis.
Wanneer je opgaat voor de certificering van het (digi)Taalhuis (wat veel (digi)Taalhuizen in de komende periode zullen gaan doen), dan is het inzichtelijk maken van de samenwerkingsstructuur essentieel en randvoorwaardelijk.
Uit de praktijk:
De Bibliotheek De Boekenberg heeft de samenwerkingsstructuur die achter het (digi)Taalhuis schuilgaat in verschillende subgroepen naar thema ingedeeld (zoals Taal, Taal & Geld en Digitale vaardigheden) en met een organogram inzichtelijk gemaakt. Naar grote tevredenheid! De bibliotheek heeft de rolverdeling ook goed belegd in de eigen organisatie. De Bibliotheek Gooi en meer heeft een vergelijkbare structuur opgesteld; een belangrijke inzet, omdat ze eind 2020 willen worden gecertificeerd voor het (digi)Taalhuis.
Ben een (digi)Taalhuis met aanbod én een lokaal kenniscentrum
Profileer je niet alleen als activiteitenorgaan of door het verbinden van lokale initiatieven. Maar stel je ook op als autoriteit; als lokaal kenniscentrum over basisvaardigheden en de ontwikkelingen binnen dit domein. Gedegen onderzoek rapportages, zoals Probiblio's scan laaggeletterdheid, kunnen je helpen om je beleid aan te scherpen. En kunnen partners ook overtuigen dat jij ‘top of game’ bent en een kennispartner in het lokale netwerk. Kennisdeling daarover is dus belangrijk.
Uit de praktijk:
Probiblio heeft voor de Bibliotheek Gooi en meer onlangs een onderzoek uitgevoerd naar de spreiding van kwetsbare doelgroepen (laaggeletterdheid en lage digitale vaardigheden) in het werkgebied. Die onderzoeksgegevens zijn gecombineerd met de doelgroep segmentatie-methodiek Mosaic. Het werkgebied is in kaart gebracht op het niveau van verschillende doelgroepen en focussegmenten, waar ook een wijkanalyse aan toegevoegd is om de materie nóg verfijnder te maken. Een van de uitkomsten was de relatief hoge (in vergelijking met landelijke percentages) risico-inschatting van inwoners met lage digitale basisvaardigheden in het werkgebied. Dat sluit natuurlijk aan bij de IDO-dienstverlening en de activiteiten op het gebied van digitale basisvaardigheden. Daarmee heb je als (digi)Taalhuis een legitimering om op basis van kennis je beleid aan te scherpen, te verleggen en andere partners te betrekken. Gemeenten en partners zullen deze kennisdeling waarderen.
Lobby op (digi)Taalhuisniveau
Hoewel de algemene bibliotheeklobby voornamelijk bij de bibliotheekdirecteur is belegd, zien we dat wanneer de lobby en het gemeentelijk contact ook bij de taalhuiscoördinator is ondergebracht, dat tot mooie resultaten en meer mogelijkheden van structurele financiering kan leiden. Op deze manier hou je intern de deur open voor escalatiemogelijkheid op directieniveau en is (mits daar ook de affiniteiten en competenties liggen) de lobbyverantwoordelijkheid over meer mensen verdeeld. De expertise en de netwerkfunctie van de eindverantwoordelijke rondom dit thema stijgt ook enorm, waarvan we al aangaven dat dat het succes van het (digi)Taalhuis ten goede komt.
Uit de praktijk:
De Bibliotheek Plataan heeft de lobby-werkzaamheden richting de meerdere gemeenten in het werkgebied goed belegd in een MT-lid, tevens programmaleider van het thema basisvaardigheden. Dit geeft duidelijke mogelijkheden om een eenduidige lijn te trekken in de inrichting van de verschillende (digi)Taalhuizen aanwezig in de verschillende gemeenten.
Het zijn een paar succesfactoren die we in deze blog hebben willen presenteren voor experts die er dagelijks mee aan de slag zijn. Daarbij is het van belang de maatschappelijke waarde en effect van het (digi)Taahuis te blijven vertellen en vanuit daar procesverbeteringen voor te stellen, zoals het bereiken van meerjarige financiering. Kun je er iets mee of ken je zelf nog succesfactoren? Laat het weten via basisvaardigheden@probiblio.nl.
Over volwasseneneducatie
De volwasseneneducatie is bedoeld voor laagopgeleide volwassenen van 18 jaar en ouder en wordt geregeld in de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB). De volwasseneducatie is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het is de bedoeling dat zij hun volwasseneducatiebeleid koppelen aan andere vraagstukken in het sociale domein. Het idee is dat een geregionaliseerde aanpak maatwerk makkelijker maakt, zodat meer volwassenen meer zelfredzaam worden. De rol van de gemeenten is in de vervolgaanpak Tel mee met Taal 2019 extra benadrukt.
Reacties (0)