Een plek voor wrijving: de agonistische bibliotheek

Blog Programmering Collectie
Gepubliceerd op 01 december 2025

Door Jasper Poortvliet

“De publieke ruimte is, eenvoudig gezegd, de plek waar onbekenden elkaar ontmoeten,” schreef Richard Sennett. Als er één instituut is dat zo’n ruimte belichaamt, dan is het de bibliotheek: midden in de samenleving, veilig en laagdrempelig. Maar waar mensen dezelfde publieke ruimte delen, leiden verschillen in achtergrond, belangen en verwachtingen vroeg of laat tot wrijving.

Magazine Doe iets over activisme in de bibliotheek

Dit artikel staat ook in het magazine ‘Doe iets’. Elke bibliotheekorganisatie in Nederland heeft in december 2025 twee exemplaren ontvangen van het eenmalige magazine Doe iets, met de oproep: ga het gesprek aan over activisme en de bibliotheek. Het magazine bundelt interviews met bibliotheekprofessionals uit binnen- en buitenland, een artikel over het zichtbaar maken van verschillende stemmen, en praktijkvoorbeelden en dilemma’s uit het werkveld. Het doel is een open, sectorbrede dialoog op gang te brengen over de rol van activisme binnen onze organisaties, en om bibliotheken te helpen stelling te nemen vanuit hun kernwaarden. Lees meer >

De reflex is vaak dat we dat potentiële ongemak proberen weg te nemen. En daar wordt het spannend, want willen bibliotheken een voedingsbodem zijn voor een veerkrachtige democratie, dan moeten we conflict niet gladstrijken, maar er – binnen de democratische spelregels – juist ruimte voor scheppen. Dat begint met conflict en verschil zichtbaar maken. Pas daarna kunnen we het conflict kanaliseren. De vraag rijst, hoe kunnen we die zichtbaarheid creëren in onze publieke ruimte?

De waarde van conflict

Het klinkt misschien tegenintuïtief, dat de democratie gebaat is bij het openlijk tonen van en ruimte geven aan conflict. Moeten we in deze tijden van polarisatie niet juist de consensus opzoeken, en de nadruk leggen op onze overeenkomsten? Toch is het belang van zichtbaar conflict precies wat de Waalse filosoof Chantal Mouffe centraal stelt in haar politiek-filosofische werk over agonisme.

Mouffe stelt dat we in onze hedendaagse samenlevingen te maken hebben met een fundamenteel pluralistische maatschappij. Mensen hebben heel verschillende waarden en belangen, en vaak zijn die verschillen volledig legitiem – die mogen er zijn, en zijn terecht en begrijpelijk vanuit de diverse ervaringen en levens van al die verschillende mensen. Vaak was en is politiek, zeker in het polderende Nederland, erop gericht om die verschillen wat te dempen. We hebben in ons land een geschiedenis van consensus, van overleg, waarbij iedereen wat water bij de wijn doet en de ergste onenigheid in het politieke gesprek en in de politieke uitkomst wat wordt weggemasseerd.

Volgens Mouffe is zo’n sterke nadruk op consensus echter juist onwenselijk voor een gezonde democratie. Door in allerlei polderprocessen de fundamenteel verschillende waarden en belangen van mensen met de mantel der consensus te bedekken, worden die verschillen onzichtbaar. Vaak wordt consensus daarmee vooral een afspiegeling van het meerderheidsstandpunt, dat vaak wat gezapig is en vooral overeenkomt met de belangen en waarden van diegenen die toch al aan de macht zijn. Het bevestigt, kortom, de status quo.

Wanneer terechte verschillen echter op deze manier onzichtbaar worden gemaakt, lijkt het alsof die afwijkende perspectieven niet serieus genomen hoeven te worden. Het zorgt ervoor dat ze uit zicht verdwijnen, en onder het oppervlak kunnen uitgroeien tot serieuze onvrede en afkeer van het consensus-proces en de uitkomsten daarvan. In het uiterste geval vreest Mouffe zelfs dat dat borrelende chagrijn kan uitmonden in geweld. Om dat te voorkomen stelt zij dat democratische processen juist alle ruimte moeten geven aan een open debat waar verschillen zichtbaar worden en conflict tot uiting komt. Dat moet wel volgens democratische spelregels gebeuren, en in het openbaar. Juist zo worden verschillen zichtbaar, krijgen afwijkende belangen, waarden en ervaringen aandacht, en worden diverse standpunten open en bloot uitgesproken.

Juist in tijden van onenigheid en politiek wantrouwen is het belangrijker dan ooit om te luisteren naar de lessen van Mouffe. Door verschil en conflict zichtbaar te maken en op een open manier te uiten, kan het debat op democratische wijze gekanaliseerd worden. Bibliotheken zouden dé aangewezen plek kunnen zijn om dat debat plaats te laten vinden. Het zijn immers open, toegankelijke publieke plekken en ze staan midden in de maatschappij. Daarmee beschikken ze over een publiek platform dat uitermate geschikt is om conflicten zichtbaar te maken en politieke tegenstanders met elkaar in contact te brengen, zonder dat het vijanden worden die elkaar letterlijk willen aanvallen.

De agonistische bibliotheek

Met Mouffe’s werk in gedachten kunnen we de bibliotheek benaderen als agonistische publieke ruimte. Socioloog Richard Sennett helpt ons die voorstelling te maken door de wijze waarop hij naar de gebouwde omgeving kijkt. Sennett redeneert dat onze steden, in hun fysieke vorm, democratische ruimte kunnen bieden of juist begrenzen. En dat onze maatschappij juist gebaat is bij het naast elkaar laten bestaan van verschillen. We bouwen verder op zijn werk, en onderscheiden drie lenzen die ons beter helpen te begrijpen hoe publieke plekken werken, hun democratisch potentieel te herkennen en er strategischer mee te werken: porositeit (doorlaatbaarheid van grenzen), nabijheid (mogelijkheid tot ontmoeting van onbekenden) en informaliteit (ruimte voor ongeplande interactie).

Porositeit: doorlaatbaarheid van grenzen

Porositeit gaat over de mate van doorlaatbaarheid van grenzen: in hoeverre staat een publieke plek ruimtelijk en sociaal open voor de stad? Is er uitwisseling tussen binnen en buiten, en tussen formeel (geprogrammeerd) en informeel (spontaan)? Welke onzichtbare grenzen spelen mee? In een agonistische benadering vraagt de bibliotheek juist om hoge porositeit: open, duidelijke grenzen die verschil niet buiten houden maar – binnen duidelijke spelregels – naar binnen halen en zichtbaar laten worden.

Enerzijds wordt porositeit bepaald door hoe grenzen, overgangen en tussenruimtes zijn ontworpen, en of die de verbinding met de publieke buitenruimte versterken of belemmeren. Denk aan laagdrempelige entrees die aansluiten op stedelijke routes, activiteiten binnen die vanaf de straat zichtbaar zijn, of een pleinbestrating die doorloopt tot in de entreehal. Dokk1 in Aarhus vergroot haar porositeit door meerdere entrees te realiseren en publieke routes dwars door het gebouw te leiden: je loopt erdoorheen, blijft hangen of brengt er de dag door. Anderzijds bepalen regels en rituelen de (ervaren) porositeit. Ruime openingstijden, een gastvrije toegang, maar ook het toestaan van eten en drinken bepalen de doorlaatbaarheid van de ‘bibliotheek-grenzen’.

Nabijheid: mogelijkheid tot ontmoeting van onbekenden

In een agonistische bibliotheek staat bovendien nabijheid centraal: mensen met uiteenlopende achtergronden delen dezelfde ruimte zonder dat verschillen eerst opgelost hoeven te worden. Het zichtbaar en voelbaar laten bestaan van contrasten kan juist leiden tot productieve wrijving.

De context van de plek is daarbij bepalend. Een bibliotheek op de grens van twee sterk verschillende wijken is vanuit dit perspectief interessanter dan een bibliotheek in een meer homogene context, omdat er meer kansen zijn om nabijheid tussen verschillende publieksgroepen te creëren en zo het democratisch potentieel van de publieke ruimte te vergroten. Ook bibliotheken in multifunctionele accommodaties hebben een hoger democratisch potentieel, omdat zij bezoekers aantrekken die met verschillende doelen naar dezelfde locatie komen. Nabijheid kan bovendien bewust worden gecreëerd door activiteiten voor uiteenlopende doelgroepen parallel te programmeren, zodat groepen elkaar bij de inloop of tijdens een koffiepauze kruisen. Nabijheid vraagt dus nog niet om dialoog of debat, het is de stap daarvoor: het creëren van de mogelijkheid van ontmoeting.

Informaliteit: ruimte voor ongeplande interactie

Als mensen in de publieke ruimte komen (door een hoge porositeit), er ruimte delen met onbekenden (door het stimuleren van nabijheid), is er nog iets anders nodig in de agonistische publieke ruimte: informaliteit. Dat gaat over ‘open’ omgevingen waar mensen zelf betekenis geven aan hun aanwezigheid: ze mogen improviseren, zich iets toe-eigenen en spontane interacties krijgen in de ruimte. Dat vergroot hun handelingsvermogen en maakt ontmoetingen en gebruiksvormen mogelijk die je niet kunt programmeren. Bovendien kunnen uiteenlopende vormen van uiting een plek krijgen, wat het begin kan zijn van een ontmoeting of gesprek.

Naast het klassieke debat kunnen bijvoorbeeld verhalen, performances, kunst of muziek volwaardige en legitieme vormen van democratische participatie zijn. Dat kunnen ook meertalige en cultureel diverse bijdragen zijn. Zo kan het gezamenlijk nuttigen van de Iftar in de publieke ruimte ook een vorm van expressie zijn. Net zoals het aanbrengen van graffiti-art op muren. Of het opvoeren van een spoken-word performance.

Informaliteit kan bewust worden gecreëerd door een onvolledige vorm te ontwerpen: ruimten zijn aanpasbaar en in zekere zin onaf, zodat gebruikers ze kunnen herordenen of helpen te ontwikkelen. Dat vraagt om een andere houding ten opzichte van het ontwerp en beheer van de publieke ruimte dan gebruikelijk is. Processen en programmering dienen dan zo te worden ingericht dat er ruimte is voor het onverwachte en een open einde: een narratieve onbepaaldheid.

La Friche la Belle de Mai als voorbeeld van een agonistische publieke ruimte

La Friche in Marseille laat zien hoe doorlaatbare grenzen, ontmoetingen met onbekenden en ruimte voor ongeplande interactie ruimtelijk gestalte kunnen krijgen. Het is een inspirerend voorbeeld voor
bibliotheken met agonistische ambities. La Friche (wat zoveel betekent als braakliggend terrein) is een publiek toegankelijk cultureel complex dat in 1992 ontstond op het terrein van een gesloten tabaksfabriek in Belle de Mai. De start door lokale kunstenaars en culturele “frichistes” verankerde het project vanaf het begin in de gemeenschap, met repetitieruimtes voor rap en avant-gardetheater waar zowel jongeren uit volkswijken als artistieke pioniers bij betrokken raakten.

In de jaren daarna groeide La Friche uit tot een dynamisch knooppunt. Sinds 2007 heeft het de vorm van een SCIC (Coöperatie van Algemeen Belang) met vertegenwoordigers van culturele en creatieve ondernemingen, publieke instellingen en wijkbewoners. Via openbare forums en workshops worden bewoners blijvend uitgenodigd mee te denken; in 2021 verscheen het Cooperative Guidance Plan Common Futures. Zo wordt La Friche een oefenterrein voor actief burgerschap, dat zich zichtbaar manifesteert in de openbare ruimte. Het beslaat tegenwoordig het gehele ensemble van herbestemde fabrieksgebouwen en latere uitbreidingen, ontsloten met loopbruggen, trappen en doorsteken. Het complex is via meerdere ingangen toegankelijk en zeven dagen per week geopend. Overdag spelen kinderen op de skatebaan en bij de speeltoestellen, maken jonge kunstenaars muurschilderingen en spelen ouderen pétanque; ’s avonds klinkt livemuziek en trekken concerten en dj-sets op het dak jongvolwassenen uit de hele stad.

De ruimte is bewust open en informeel ingericht. Het dakterras is niet voor één doelgroep of activiteit, maar steeds meervoudig te gebruiken; een half-overdekte hangar is de ene keer skatehal, de andere keer expozaal of gewoon een plek om rond te hangen. In de buitenruimte nodigen bankjes, sporttoestellen, moestuinbakken en openbare barbecues uit tot eigen initiatief; fietsen, tekenen op aangewezen muren en spontaan muziek maken mag, vrijheden die formelere parken of musea vaak niet bieden.

Ook opvallend is de functiemenging: galerie, wekelijkse boerenmarkt, sportvoorzieningen en horeca liggen op één terrein, waardoor publieksstromen elkaar kruisen. Wie voor de markt komt, loopt langs de galerie; sporters en terrasgangers raken vanzelf in aanraking met het culturele programma, en omgekeerd. De programmering is bewust divers, van hedendaagse tentoonstellingen en theaterfestivals tot hiphopconcerten, graffitiworkshops en skateboard-events, waarbij mainstream en subcultuur gelijkwaardig naast elkaar bestaan. Hoewel La Friche in de loop der jaren geprofessionaliseerd is, worden bureaucratie en overmatige regels vermeden: de plek blijft bewust “nooit af” en fungeert als open werkplaats waar steeds opnieuw de relatie tussen publiek en plek wordt gedefinieerd.

De bibliotheek als Nederlandse Friche

La Friche in Marseille laat zien hoe uiteenlopende publieksgroepen elkaar kruisen en zich publiekelijk kunnen uiten. Zoals de huidige beheerders het zelf verwoorden in hun Cooperative Guidance Plan, Common Futures 2021: “La Friche is een politieke ervaring, een plek om te denken, waarin ‘doen en maken’ de relatie tussen kunst en haar omgeving, het territorium, de samenleving en de wereld, opnieuw vormgeeft.”

Een bibliotheek is geen culturele vrijplaats zoals La Friche en heeft andere taken, maar kan zich wél door dit voorbeeld laten inspireren om verschil en conflict naar binnen te halen en publiek te maken. Om die zichtbaarheid te organiseren kunnen we drie richtinggevende principes gebruiken: vergroot porositeit (doorlaatbare grenzen), creëer nabijheid (kruisende publieksstromen en functies) en koester informaliteit (ruimte voor ongepland gebruik en meervoudige expressie). Zo ontwikkelen we de bibliotheek als agonistische publieke ruimte: een open, veilige infrastructuur waar tegenstanders elkaar ontmoeten zonder vijanden te worden, en waar de democratie op volle kracht zichtbaar wordt.