
Trainees aan het woord over het belang van basisvaardigheden
Trainees Hidde en Malaika werken bij Probiblio en lopen 2 jaar lang mee bij 3 verschillende bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland. Zo ontdekken ze de veelzijdigheid van de branche en brengen ze hun frisse blik mee naar actuele thema’s in de sector. Na het afronden van hun eerste opdracht gingen ze met elkaar in gesprek over hun ervaringen, en vooral over het belang van basisvaardigheden.
Malaika: “Wat betekenen basisvaardigheden eigenlijk voor jou?”
Hidde: “Ik kwam ermee in aanraking tijdens mijn eerste opdracht bij BplusC in Leiden. Ik werkte daar in het team Inclusie en heb me vooral gefocust op digitale vaardigheden, gericht op jongeren. Wat me opviel: mensen die de vaardigheden wél hebben, beseffen zich vaak niet hoeveel makkelijker dat hun leven maakt. Terwijl mensen die ze missen, er echt dagelijks tegenaan lopen. Ook voor jongeren is het niet vanzelfsprekend dat ze digitaal vaardig zijn, dat had ik eigenlijk niet verwacht.”
Malaika: “Bij mijn opdracht lag de focus op basisvaardigheden bij het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO), dus het helpen van volwassenen met digitale overheidsvragen. Wat mij opviel: het zijn vaardigheden die je echt nodig hebt om mee te doen. Je moet tegenwoordig zóveel zelf regelen, van je belastingaangifte tot een DigiD aanvragen. En als je dat niet kan, val je buiten de boot. Het besef groeide bij mij hoe bepalend toegang tot digitale vaardigheden is voor zelfstandigheid en zelfvertrouwen.”
Hidde: “Het geldt trouwens niet alleen voor digitaal. De focus ligt nu ook weer op taal, rekenen en burgerschap. Dat zijn allemaal belangrijke basisvaardigheden die met elkaar verbonden zijn.”
Malaika: “Klopt, het is veel breder geworden. En die verbreding maakt de rol van de bibliotheek alleen maar belangrijker. Hoe zie jij die rol?”
Hidde: “De bibliotheek is één van de weinige plekken waar je gewoon kunt binnenlopen voor hulp. Mijn ideaalbeeld is dat bibliotheken expertisecentra worden, met genoeg mensen om bezoekers goed te begeleiden. En als netwerkpartner kan de bibliotheek ook samenwerken met scholen en welzijnsorganisaties om het breder aan te pakken. Niet alle expertise hoeft van de bibliotheken te komen.”
Malaika: “Helemaal eens. Zeker voor doelgroepen die het in het onderwijs nooit hebben meegekregen, zoals ouderen. Die moeten nu alsnog aanhaken in de digitale wereld. En de bibliotheek is een laagdrempelige plek, je hóeft er niks, maar je mág er veel.”
Hidde: “Merk je dat ook in de praktijk?”
Malaika: “Ja, sommige bezoekers hebben een redelijke basis in lezen en rekenen, maar digitaal is lastig. Anderen missen zowel taalvaardigheid als digitale vaardigheden, dan zijn er meteen twee drempels: je kunt de informatie niet goed lezen én je weet niet hoe je erbij moet komen. Dat maakt het lastig om hulp te vragen. Dan helpt het echt als de bibliotheek voelt als een plek zonder oordeel. Hierover zag ik in Rotterdam iets moois: het Ontwikkelplein. Daar kun je op één plek aan onder andere je taal én digitale vaardigheden werken, want die twee gaan hand in hand.”
Hidde: “Mooi voorbeeld. Wat was eigenlijk de aanleiding voor jouw opdracht bij de Hoeksche Waard?”
Trainee Openbare Bibliotheken
Malaika: “Mijn opdracht ging over digitaal burgerschap: hoe beweeg je je vaardig en bewust in de digitale samenleving? We merkten al snel dat je daarvoor eerst de basis op orde moet hebben. Dus werd ervoor gekozen om digitaal plezier centraal te stellen, om mensen te motiveren die basis aan te pakken.”
Hidde: “Slim. Bij mij lag de focus op jongeren. De gemeente vroeg aan BplusC: wat kan de bibliotheek voor jongeren betekenen op het gebied van digitale geletterdheid? Want er wordt vaak gedacht dat jongeren digitaal vaardig zijn, maar dat valt tegen. Veel jongeren kunnen prima met hun telefoon overweg, maar weten weinig van laptops en missen belangrijke digitale vaardigheden.”
Malaika: “Hoe bereik je die jongeren dan?”
Hidde: “Dat was lastig. Ze komen niet uit zichzelf naar de bieb. Vaak herkennen ze hun hulpvraag niet eens. En als ze die wel hebben, durven ze die soms niet te stellen. Schaamte kan jongeren enorm in de weg zitten. Daarom moet je naar ze toe: naar school, naar welzijnsorganisaties. En zorg dat je aanbod aansluit op de praktijk en direct toepasbaar is.”
Malaika: “Dat herken ik. In de Hoeksche Waard brachten ze het IDO naar plekken waar mensen al kwamen, zoals een verzorgingshuis. Dat werkte drempelverlagend, omdat mensen het prettig vonden om in een vertrouwde omgeving geholpen te worden. Ze hoefden geen extra stap te zetten naar een onbekende plek. Als nieuwkomer in de bibliotheekwereld vond ik dat heel inzichtelijk: de bibliotheek is niet langer alleen een centrale plek waar iedereen maar naartoe moet komen. Met de maatschappelijke rol die bibliotheken nu hebben, is het juist essentieel dat je mensen actief opzoekt. Zeker in uitgestrekte, landelijke gebieden zoals de Hoeksche Waard.
Ik sprak bijvoorbeeld een man wiens vrouw in het verzorgingstehuis woonde. Hij vertelde dat hij merkte hoe ingewikkeld het zorgproces was geworden nu zoveel digitaal geregeld moet worden. Via de bibliotheek is hij toen in datzelfde verzorgingstehuis de cursus DigiVitaler gaan geven. Omdat hij al een bekend gezicht was, wisten mensen hem sneller te vinden en durfden ze ook eerder vragen te stellen. Het maakte digitale hulp veel toegankelijker.”
Hidde: “In Leiden is er een jongerenorganisatie die een busje wil gaan inzetten: spreekuren bij scholen of op straat. Super actief. Toch blijft het lastig, want jongeren moeten dan zelf de hulpvraag formuleren: en dat is vaak nog te abstract. Wat helpt is als aanbod voor jongeren relevant en herkenbaar wordt gemaakt. Je moet goed aansluiten op de belevingswereld van jongeren, want herkenbare en praktische thema’s zorgen voor meer betrokkenheid. Zo realiseren ze zich dat het echt over hen gaat en hopelijk activeert dit de jongeren om naar hun persoonlijke situatie te kijken.”
Malaika: “Misschien moet je dan juist beginnen met hén vragen stellen. Bewustwording creëren.”
Hidde: “Precies. Het is eigenlijk preventief werken, omdat je ze voorbereid om zelfstandig en met een kritische blik deel te nemen aan de samenleving. Als jongeren leren wat ze nodig hebben en waar ze hun vragen kunnen stellen, verklein je later problemen zoals schulden of gemiste toeslagen. Zo doet twee op de drie 15- tot 18-jarigen geen belastingaangifte, met als gevolg dat veel jongeren een teruggave laten lopen (Belastingdienst, 2023).”
Malaika: “Dat moet echt veel eerder beginnen in het onderwijs. Niet pas als ze voor het eerst een laptop krijgen, maar al daarvoor. Bij het Maaklokaal in de Hoeksche Waard zag ik dat veel jongeren wel goed met hun telefoon overweg kunnen, maar niet weten hoe een laptop werkt. Dingen als cookies of privacy; daar hadden ze nog nooit over nagedacht. Ze zijn snel en handig, maar missen het bewustzijn. En dan ben je dus niet weerbaar.
Ik denk dat de bibliotheek daar echt iets in kan betekenen. Als je al op de basisschool begint met digitale basislessen, samen met scholen en bijvoorbeeld het educatie- en IDO-team, dan help je kinderen stap voor stap op weg. Niet één keer een lesje, maar iets wat terugkomt.”
Hidde: “Jij werkte aan digitaal burgerschap. Hoe verhoudt zich dat tot de andere basisvaardigheden?”
Malaika: “Het draait om kansen benutten. Niet alleen dingen die je moet doen, maar ook die je wílt doen. Zoals samen een vakantie online boeken. In zo’n praktische workshop valt meteen op wie er moeite heeft met bepaalde stappen, bijvoorbeeld iemand die niet weet hoe je een formulier invult of een zoekopdracht goed formuleert. Dat zijn waardevolle signalen. Je merkt het aan vragen die mensen stellen, of juist niet durven stellen. Het is dus geen officieel assessment, maar als medewerker moet je wel scherp zijn op die signalen. Zo kun je op een natuurlijke manier het gesprek openen en iemand doorverwijzen naar bijvoorbeeld een cursus Klik & Tik of DigiSterker.”
Hidde: “Mooi dat zo’n leuke activiteit meteen duidelijk maakt waar het wringt.”
Malaika: “Precies. Veel mensen willen wel, maar schamen zich. Als je inzet op leuke, herkenbare dingen, zoals online recepten zoeken of videobellen met je kleinkind, dan komt de motivatie vanzelf. In veel bibliotheken zie je dat al gebeuren, zoals een handwerkcafé gecombineerd met een workshop ‘online breipatronen zoeken’. Leren in een vertrouwde context. Het verlaagt de drempel. Ik denk wel dat ouderen sneller naar de bieb komen dan jongeren. Misschien omdat ze de bibliotheek nog kennen van vroeger en het als een vertrouwde plek zien. Jongeren hebben dat veel minder. Zelf kende ik de bibliotheek ook vooral als plek om boeken te lenen, niet als iets waar je naartoe gaat voor hulp of cursussen. Dat beeld leeft in mijn omgeving ook: vrienden van mij zoeken liever iets op via YouTube of TikTok, of ze doen helemaal niets en blijven met het probleem zitten. Ze weten vaak niet dat de bibliotheek ook daar iets in kan betekenen. En zelfs als ze het wél weten, voelt het niet als de eerste plek waar je naartoe gaat.”
Hidde: “Zeker. Voor een pilot heb ik workshops over digitale (overheids-)zaken gegeven op middelbare scholen en toen bleek dat veel jongeren BplusC niet eens kenden. Zelfs docenten wisten niet dat de bibliotheek zo’n breed aanbod heeft.”
Malaika: “Dan heb je echt nog te maken met het imago van de bieb. Zijn er nog andere opvallende zaken uit jouw opdracht gekomen?”
Hidde: “In mijn eindrapport deed ik een aantal aanbevelingen. Bijvoorbeeld: maak digitale geletterdheid structureel onderdeel van het curriculum in samenwerking met scholen. Een eenmalige workshop bleek onvoldoende om jongeren te activeren. In samenwerking met de scholen kan de bibliotheek hierop inspelen door digitale geletterdheid te integreren in bestaande vakken, zodat leerlingen er op meerdere momenten mee in aanraking komen. De bibliotheek zou ook kunnen kiezen voor een ’train-de-trainer’-aanpak, waarbij de bibliotheek het aanbod introduceert en docenten zelf aan de slag gaan. Zo wordt de inhoud eigendom van de school en kan deze herhaald en verdiept worden. En benoem een vaste medewerker als jongerenambassadeur binnen de bibliotheek, gespecialiseerd in digitale vaardigheden. Dit is iemand met affiniteit met de doelgroep en expertise op het gebied van digitale geletterdheid. Deze medewerker is ook gelijk een duidelijk aanspreekpunt voor externe partners. Verder moet je goed gebruik maken van bestaande kennis, materialen en netwerken. Het is aan te raden voor een bibliotheek om een duidelijk overzicht van het bestaande aanbod te hebben. Zo ga je niet doen wat andere organisaties al goed doen. Of trek samen op, zodat je elkaar kunt versterken. Plekken zoals het Ontwikkelplein in Rotterdam zijn ook echt mooie voorbeelden. Laat bibliotheek én samenwerkingspartners daar samenkomen. Zo creëer je één duidelijk aanspreekpunt voor taal, digitaal en alles daartussenin.”
Malaika: “Dan ontstaat er echt kruisbestuiving. Alles hangt samen, en de bibliotheek is de lijm die het bij elkaar houdt.”