Een kijkje in de archieven: wat kunnen we van elkaar leren?

Interview Collectie
Gepubliceerd op 19 augustus 2025

Archief en bibliotheek, 2 instituties met collectie die open en vrij toegankelijk is. Toch zijn het nog wel 2 gescheiden werelden. Wat kunnen we van elkaar leren en hoe kunnen we de samenwerking verbeteren? Om dit uit te zoeken sprak ik met Roomyla Choenni, directeur van de Groninger Archieven en met Karen Wegereef, hoofd publiek en presentatie van het Utrechts Archief. Beiden hebben toevallig ook een achtergrond in de bibliotheek.

Wat is het grootste verschil tussen de bibliotheek en het archief?

Roomyla: “De wettelijke taak van archieven is het archiveren van overheidsinformatie, om de burger in staat te stellen de overheid te controleren. Daardoor is er veel minder tijd en aandacht besteedt aan het verzamelen van de particuliere kant. Hier moet een inhaalslag op gemaakt worden. Je bent er als archief namelijk voor een breder belang, een democratisch belang, en hiervoor zijn alle perspectieven nodig. En dit kan je niet waarborgen met alleen het verzamelen van overheidsstukken. Bibliotheken hebben al veel langer nagedacht over een representatief beeld. Aan de andere kant ziet de archiefsector hun collectie meer als één collectie, terwijl de bibliotheekcollectie meer versnipperd is.”

Karen: “Het grote verschil tussen de archieven en bibliotheken is de toegankelijkheid. Bij de bibliotheek loop je makkelijker binnen en kan je zijn zonder doel. Terwijl bij de archieven wordt verwacht dat je er komt om onderzoek te doen en het een stuk minder vrijblijvend is. Daarnaast heeft het archief weer als voordeel dat de collectie vaak bijzonder is. Je merkt dit als een schoolklas langskomt met een stoffig beeld van het archief, maar als ze een kaart van 400 jaar geleden zien waar plantages op ingetekend zijn merk je dat dit veel bewondering oproept. De historische sensatie zet aan tot verwondering.”

Hoe zorg je voor diversiteit in de collectie en hoe betrek je het publiek hierbij?

Roomyla: “Dat doen we vooral door te kijken waar wij lacunes zien. En de ene keer zetten wij daarvoor een groot project op zoals Ooggetuigen van de Gaswinning en Impact van de Gaswinning en een andere keer kijken we op een kleinere schaal, zoals bij hooligans en krakersbewegingen. Dit noemen wij activistisch archiveren.

Bij Ooggetuigen van de Gaswinning is de aanleiding het gebrek in ons archief dat we vooral de overheidsstukken hebben. Terwijl je voor het hele verhaal en de juiste context ook het perspectief van de getroffen inwoners nodig hebt. Daarom halen wij actief de verhalen op bij de inwoners, zodat hun verhalen niet verdwijnen. Dit doen we doormiddel van Oral History (methode van wetenschappelijk onderzoek naar het verleden op basis van mondelinge overlevering) en wordt geleid door de oud-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Het is dus journalistiek verantwoord. Daarnaast gaan wij met Impact van de Gaswinning met een roadshow op pad, langs alle plekken waar al infrastructuur is, ook bibliotheken. Daarbij willen wij ook de mensen bereiken die niet bekend zijn met het archief, relaties opbouwen is daarbij heel belangrijk.

Dit geldt ook voor de kleinere initiatieven zoals bij hooligans, de krakersbeweging of het lesbische café de Dikke Trui. Bij de laatste sloot onze mannelijke collectioneur aan bij bijeenkomsten en stopte echt tijd in de relatie. Uiteindelijk is het Dikke Trui archief overgedragen aan ons. (https://museumaandea.nl/zien-en-doen/overdracht-dikke-trui-archief) Waardering en vertrouwen is daarbij heel belangrijk. Mensen voelen trots voor hun collectie en ook een verantwoordelijkheid dat ze een groep vertegenwoordigen. Het is belangrijk dit te erkennen.”

Karen: “Het belangrijkste is om een netwerk op te bouwen, zoveel mogelijk naar buiten gaan. Contacten leggen in de wijken, vooral ook waar het archief niet zit. Dit kost in het begin veel tijd, maar levert uiteindelijk heel veel op. Daarnaast is het heel belangrijk dat een netwerk overdraagbaar is, zodat als een medewerker weggaat de contacten overgedragen worden.

Het voordeel van het archief is dat er heel veel verhalen te vertellen zijn en dat je bij ieder thema materiaal hebt. Het is dus goed om de collectie op te hangen aan een verhaal, wij programmeren ook altijd vanuit de collectie. Nu hebben wij een tentoonstelling “The summer of ’75”. Hier herkennen mensen zich heel erg in en de stap naar een eigen toevoeging aan dit verhaal is dan niet zo groot meer.”

“Mensen voelen trots voor hun collectie en ook een verantwoordelijkheid dat ze een groep vertegenwoordigen. Het is belangrijk dit te erkennen.”
Roomyla Choenni, directeur van de Groninger Archieven

Karen: “Het belangrijkste is om een netwerk op te bouwen, zoveel mogelijk naar buiten gaan. Contacten leggen in de wijken, vooral ook waar het archief niet zit. Dit kost in het begin veel tijd, maar levert uiteindelijk heel veel op. Daarnaast is het heel belangrijk dat een netwerk overdraagbaar is, zodat als een medewerker weggaat de contacten overgedragen worden.

Het voordeel van het archief is dat er heel veel verhalen te vertellen zijn en dat je bij ieder thema materiaal hebt. Het is dus goed om de collectie op te hangen aan een verhaal, wij programmeren ook altijd vanuit de collectie. Nu hebben wij een tentoonstelling “The summer of ’75”. Hier herkennen mensen zich heel erg in en de stap naar een eigen toevoeging aan dit verhaal is dan niet zo groot meer.”

Waar liggen de kansen op samenwerking tussen het archief en de bibliotheek?

Karen: “Samen collectie linken aan verhalen en dit vertellen. Niet alleen woorden aangeven, maar ook de emotie erbij aanspreken. De bibliotheek heeft daarbij de toegankelijkheid als voordeel en het archief heeft het bijzondere materiaal wat ontsloten moet worden. Ook op educatie kunnen bibliotheken en archieven goed samenwerken.”

Roomyla: “Open en vrije toegankelijkheid is een basis die archieven, bibliotheken maar ook universiteiten delen. Helemaal in een tijd waarin dit onder druk staat is het belangrijk om met elkaar hierop samen te werken en te zorgen dat we een gezamenlijk front vormen om betrouwbare informatie te verstrekken.”